Deze toren vertoont polychroom pleister daterend uit het begin van de 13e eeuw. Kijk naar het pleisterwerk op de muren, waarop een valse afbeelding is getekend in rode oker, met enkele horizontale en dubbele verticale lijnen.

De “voussure”, de uitgespaarde boog van de booggewelven, heeft ook zijn pleisterwerk en decoratie gedeeltelijk behouden.

Een dubbele rand van geel en rood volgt de ogieven van de ronde bogen en omlijst ze volledig. Medaillons en twee rode lelies zijn bewaard gebleven op het gewelf (de driehoekige delen van het gewelf gevormd door de ribben van de bogen en de muur van de kamer). De ribben werden van afstand tot afstand doorsneden door volledig rode banden.

De onderste panelen zijn versierd met haken in de vorm van knoppen onder het telraam met panelen. Het hoofd van een man of vrouw dient als steun. Het haar van de figuren is geel en de haken zijn blauw en rood omlijnd. Een rode rand omringt de onderste panelen en eindigt in een driehoek met een ring aan de punt.

Dit motief is omgekeerd weergegeven op de bovendorpel van de trapportiek-deur, waar het rood nog zichtbaar is in de groef. Dit is een « bâtière », die uiterst zeldzaam is in middeleeuwse kastelen, omdat dit type ornament vaker voorkomt in religieuze architectuur. Vier kerken in de Bourbonnais hebben deze.

Merk op dat de figuren in de hoofddeksels recht voor zich uit staren.

Deze kamer wordt verlicht door een enkel dakraam.

 

© Maart 2024

GILBERT TALBOURDEAU, westelijke toren, decor begane grond 1910, Fonds Clément-Evêché, Archief Départementale de l’Allier
Deze schetsen zijn van Pierre-Gélis Didot en Laffilée (1884) die deze decoratie dateerden uit de 14e eeuw. terwijl het in feite uit de XIIIe eeuw stamt.
Gélis-Didot en Lafflilée