Deze ruimte heeft een diameter van 4 men de afgeschuinde ribben verdelen het toegevoegde gewelf in zes ongelijke secties. De sleutel stelt een roos met een dubbele rij bloemblaadjes, gescheiden door afgeronde traven voor (Barbier de Montault, 1876).

De aanwezigheid van een open haard geeft aan dat deze kamer bedoeld was als slaapkamer. Ook deze kamer dateert niet uit de tijd dat de toren werd gebouwd. Hij werd later toegevoegd.

Kijk eens naar de merkwaardige decoratieve kapitelen, die haken, klaverblad, drie-lobbig gebladerte en een ietwat dwaas karakter combineren, allemaal in een stijl die verontrustend modern is maar nog steeds de stempel van de 13e eeuw draagt.

De open haard rust op beugels en de schoorsteenmantel is in een dwarsstuk geplaatst (als kleine traptreden). Let op de stenen planken aan weerszijden waar alledaagse voorwerpen en gebruiksvoorwerpen (kaarsen bijvoorbeeld) werden geplaatst.

Ook opmerkelijk zijn de vier inkepingen die in de binnenkant van de twee beugels van de schoorsteen zijn uitgesneden. Het blijft een mysterie waarvoor ze werden gebruikt en hoe ze werden gedateerd, maar het is mogelijk dat ze werden gebruikt om vlees of vis te roken… hangend aan metalen staven die in de inkepingen werden gestoken.

De “haubert”, of maliënkolder, was in gebruik tussen ongeveer 1100 en 1300, met of zonder “camail” (muts van hetzelfde materiaal). Het was gemaakt van geassembleerd stalen gaas en reikte tot aan de knieën; het was aan de zijkanten ingesneden om gemakkelijker in het zadel te kunnen stappen. Steeds vaker droeg de strijder een soort overjas over zijn “cotte”, de tabar (of tabberd), waarop al snel zijn kleuren verschenen; het werd dan de « cotte d’arme » genoemd. Een riem, een schild en een neushelm (zie zaal 3, hieronder) maakten de beschermende uitrusting compleet.

 

© Maart 2024